Is er sprake van een arbeidsovereenkomst met een omvang van minder dan vijftien uur per week en werkt de werknemer op oproepbasis? Let op dat de werknemer met een oproepcontract die per oproep minder dan drie uur werkt, toch drie uur moet worden uitbetaald. Het Gerechtshof ’s Hertogenbosch heeft zich op 24 januari 2017 uitgelaten over een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht (MUP-overeenkomst) en komt met een interessant oordeel.

Het Hof oordeelt als volgt: ‘De arbeidsovereenkomst (MUP-overeenkomst) die partijen met elkaar zijn aangegaan, is bijzonder in die zin dat de uit deze overeenkomst voortvloeiende prestaties eerst moeten worden verricht nadat de werkgever de werknemer heeft opgeroepen. De belangrijkste prestaties betreffen dan voor de werknemer het verrichten van arbeid en voor de werkgever het betalen van loon.’

Sinds 28 april 2012 werkte de werknemer tijdelijk bij deze werkgever op basis van een oproepcontract. Volgens de werkgever blijkt achteraf dat zij circa twintig uur per week werkte. Het dienstverband van de werknemer eindigde al van rechtswege op 26 oktober 2013. Twee maanden na einde dienstverband ontving de werkgever het verzoek achterstallig loon uit te betalen. Werknemer verzocht eerst uitbetaling van een 40-urige werkweek. Hier ging het Hof niet in mee en oordeelde:

‘De vordering van werknemer, inhoudende dat zij ook aanspraak kan maken op loon gedurende de periode dat zij (thuis) wacht op een oproep van de werkgever, is dan ook in strijd met de aard van het onderhavige arbeidscontract, ook al is werknemer contractueel verplicht om aan de oproep van werkgever gehoor te geven.’

De werknemer was niet voor één gat te vangen en verzocht extra loon op basis van het feit dat de arbeidsomvang niet was vastgelegd in de arbeidsovereenkomst. Het Hof stelt vast

‘dat de arbeidsomvang niet of niet eenduidig is vastgelegd en dat de werknemer in beginsel recht heeft op extra loon in de zin van artikel 7:628a BW.’

Het is voorgekomen dat de werknemer was opgeroepen te werken en dan minder dan drie uren werk uitvoerde, soms zelfs op eigen initiatief. De werknemer weigerde te komen werken of verzocht zelf eerder te mogen stoppen vanwege verplichtingen elders. In de uitspraak is te lezen dat de werkgever hierover klaagt. Het kan toch niet zo zijn dat de werkgever achteraf alsnog salaris moet betalen als de werknemer weigert uitvoering te geven aan de oproep?

Jawel, zo oordeelt het Hof. De werknemer met een oproepcontract heeft immers voor iedere werkperiode, ongeacht of deze ingepland was of niet, recht op minimaal drie uren loon, conform artikel 7:628a BW. Het Hof concludeert dat het gevorderde bedrag inclusief 8% vakantietoeslag toewijsbaar is. De werkgever moet aan de werknemer alsnog € 8.294,35 brutosalaris betalen plus vakantietoeslag plus nog eens de wettelijke verhoging, conform artikel 7:625 BW.

Als een werkgever het salaris niet tijdig betaalt, dan is hij op grond van de wet een verhoging verschuldigd die kan oplopen tot maar liefst 50% van de loonvordering. Het Hof oordeelt dat deze bepaling als prikkel dient het loon tijdig te betalen. In dit geval heeft de werkgever het loon altijd tijdig betaald, maar alleen bleek dit achteraf en pas na hoger beroep geen juist bedrag aan loon. Het Hof ziet dan ook aanleiding de wettelijke verhoging te matigen. Gelukkig voor deze werkgever heeft het Hof de wettelijke verhoging gematigd van 50% naar 15%. Desondanks blijft het een flink bedrag dat de werkgever alsnog moet betalen aan de werknemer.

Meer weten over arbeidsovereenkomsten en in het bijzonder over contracten voor werknemers die op oproepbasis werken? Aarzel niet en neem vrijblijvend contact met mij op

Auteur: mr. S.B. Punt

Uitspraak van Gerechtshof ’s Hertogenbosch op 24 januari 2017 te lezen via deze link.

ECLI:NL:GHSHE:2017:218