Een kapster geboren in 1970 is in 1989 in dienst getreden bij de kapsalon Hairstyle. Zij werkte slechts 4,5 uur per week en ineens belandde zij in een geschil met haar werkgever met een ontslag op staande voet als gevolg. Partijen kwamen voor de kantonrechter en deze kende maar liefst 18 maandsalarissen toe als billijke vergoeding. Dit was ‘slechts’ €4.000,- bruto. De zaak is vervolgens voor het Hof gekomen en deze heeft de uitspraak van de kantonrechter bekrachtigd. Hoewel deze kapster telkens haar rechtszaak wint, neemt zij hier geen genoegen mee.

Op 30 juni 2017 heeft de Hoge Raad zich over deze kwestie gebogen. Opnieuw is de kapster in het gelijk gesteld. De Hoge Raad oordeelt dat de hoogte van de billijke vergoeding dusdanig moet zijn dat de werkgever het in het vervolg nalaat te handelen zoals deze deed. Alle omstandigheden van het geval mogen worden meegewogen ter bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding. Ook de nadelige gevolgen van het ontslag mogen hierin worden meegenomen. Zelfs het telkens maken van juridische kosten ten gevolge van het geschil mogen worden meegenomen in de billijke vergoeding. Het mag niet zo zijn dat de werkgever goedkoper uit is met het ontslag van de werknemer en betaling van de billijke vergoeding, dan bij het in stand houden van het dienstverband. Lees meer in de uitspraak van de Hoge Raad via de volgende link inzake Hairstyle-uitspraak.

Meer weten en juridische bijstand nodig? Neem vrijblijvend contact op met Juriste Punt via sp@juristepunt.nl.